Escalar y trabajar
Door: Fanny
Blijf op de hoogte en volg Fanny
21 November 2008 | Cuba, Havana
Laat ik beginnen bij het begin. De eerste dag hier ging ik, toen nog samen met Wynke, op zoek naar mogelijkheid om te klimmen.(Want oh wat lagen die bergen op de achtergrond zo schoon te blinken in de Cubaanse zon!) We kwamen in contact met Edgar, 33 jaar oud, die ons meenam naar de rotsen. Het klikte meteen goed tussen ons drietjes en `s avonds gingen we voor het eerst samen salsa dansen. Toen allemaal nog oh zo toeristisch... maar na een dagje of twee kwam er meer. Wynke vertrok en via Edgar kwam ik in contact met zijn familie die erg te lijden had gehad onder de cycloon Ike die hier 2 maanden geleden voorbij raasde. Edgar wilde wel graag gaan klimmen toen hij zag dat ik wel meer wilde als een 5bke hier en daar, maar moest meewerken aan het huis. Gelukkig zijn problemen daar om opgelost te worden. We sloten een deal...Een dag samen klimmen, een dag meewerken in aan het huis...dit was werkelijk schitterend!
Vooreerst het klimmen...De rotsen zijn hier zo mooi! Gigantisch en overal stalagtieten...Vreemd genoeg had ik, ondanks de vaak veel te grote haakafstanden en mijn weinig klimmen de laatste tijd, geen schrik tijdens het voorklimmen. Tot 6b ging vlotjes en ik kon er zo van genieten. Jordi...ik heb er al helemaal zin in dare in Kroatie enzo hoor! Op het eind laat ik mijn klimschoentjes (dat is alles wat ik hier bij me heb) achter. Klimmers hier in Cuba op geen enkele andere manier aan klimmateriaal geraken.
Verder het huisje waar ik later ook ging logeren omdat er een reservatie was op de plaats waar ik eerst verbleef. Edgar opende op deze manier werkelijk mijn ogen over de situatie hier. Op het eerste zicht is hij iemand vrij oppervlakkig, maar eens je hem beter leert kennen zie je een man waarin veel gedachten en frustraties zitten verborgen. Hij barst van de energie en wil zo graag dingen ondernemen in zijn leven. Reizen, klimmen, een mooie toekomst opbouwen. Maar hij kan niet door al de limieten die zijn regering hem oplegt. Zoals zoveel mensen zit hij hier werkelijk vast. De mensen zijn niet gelukkig met dit systeem. Edgar vertelt me het standpunt van de mensen in de veilige omgeving van hun eigen huisje... `Het onderwijs is werkelijk goed. Ook de medische zorg kan niet beter. Het eten...well the bread tastes like shit! And the governement? Lets say our president is a bread!` De enige mogelijkheid voor hen om hier uit te geraken is iemand te vinden uit Europa die hen, ofwel uit liefde ofwel uit vriendschap, met een huwelijk uit de grote gevangenis `cuba` bevrijdt. Edgars goede vriend William staat op het punt om volgende week op deze manier naar Spanje te vertrekken. Het geeft me werkelijk een verdrietig gevoel een mens, een vriend met gelijkaardige capaciteiten en dromen op deze plek achter te laten alsof hij hier vast zit met zijn beide voeten in een blok beton.
Martha, Edgars stiefmoeder, is een echte bazige maar oh zo lieve moederkloek. Als gepensioneerde leerkracht geschiedenis houdt ze het kleine kamertje op orde waar ze met zijn allen leven. Al snel noemt ze me haar dochter en staat ze erop dat ik elke keer ik voorbij kom iets te eten neem uit de koelkast.
Pappi steelt mijn hart al helemaal...Nadat ik meehielp hun huisje herop te bouwen (letterlijk liters zweet, een paar serieuze bleinen en het besef dat een graafmachine zulk een luxe is) kon ik niets meer misdoen voor hem. Een toerist die haar handen vuil maakt aan zulk werk en er niet vies van is gewoon een `bucketshower` te gebruiken zoals de rest van de familie is hier blijkbaar vrij tot zeer zeldzaam. In elk geval schenkt hij me steeds zijn breedste lach en verwelkomt hij me met zulk een warmte dat ik er gelukkig van word. Op de laatste dag van mijn verblijf komt er nog familie logeren. Dit zorgt voor 6 volwassenen en een babytje op 12 vierkante meter waarvan minstens 3/4de wordt ingenomen door een grote kleerkast, een dubbel bed, een matras, tafel en keukentje. Laat ik zeggen dat ik de familie van dichtbij heb leren kennen...Met zijn allen eten we uit de grote pot rijst met rode bonen, van de gefrituurde yuka en van de stukken ondefinieerbaar vlees.
In de avonden gaan we vaak dansen. Via Edgar leer ik zijn vrienden kennen. Verlegen cosita die zo goed blijkt te dansen na de nodige rum, de dikke jonge negerin met haar stuitende vlechtjes, de reusachtige buitenwipper met zijn stiekeme knipoog, de lieve Ivan die telkens weer probeert met me te dansen maar me dan telkens ook weer hopeloos zuchtend aan Edgar terug geeft omdat ik er niets van bak, de kleine magere jongen met zijn handschoenen die bij de nachtelijke 20 graden bijna bevriest, de ultra Cubaanse nicht die uiteindelijk toch de beweging van salsa in mijn lijf weet te stompen en tenslotte Edgar zelf die gelukkig goed kan leiden en het ritme uiteindelijk weet vast te zetten. Gratis salsalessen...dat is ook niet aan iedereen gegeven hier.
Ik prijs mezelf voor de zoveelste keer in de voorbije twee maanden zo gelukkig. Tegelijk goed begrijpende dat niet iedereen op de wereld dezelfde kansen krijgt.
-
21 November 2008 - 21:32
Sam:
Jeuj, eindelijk eens up to date met 'de fanny blog' te lezen!
Super tof te lezen dat alles zo goed gaat. Geniet der nog van.
dikke kus en tot snel -
23 November 2008 - 10:52
Arne:
En al wa meer van het licht gezien, recently?
^^
Hou u goe! -
23 November 2008 - 12:28
Sofia:
Wauw Fanny,
dat klinkt super!
Ik ben al benieuwd naar de foto's!
TOt wanneer zit je nog in Cuba en hoe ziet het vervolg van je reizen eruit?
Doe da nog goe daar en tot snel?
13 dec. vertrek ik voor een maand naar POrtugal, spanje en misschien nog Marokko..
Misschien krijg ik je nog te pakken voor ik vertrek anders erna?
Saludos!
Sofie -
24 November 2008 - 06:21
Tante Diane:
Halo eindelijk we waren al ongerust dat er iets war gebeurd,ja we waren gewoon van vlug iets te horen van u,maar ja alles ok.ja andere landen andere weten en culturen maar je weet van aanpakken en je komt altijd wel ergens terecht.we hopen als het lukt toch enkele foto's te zien als je ergens bent waar het internet beter gaat.veel groetjes en we volgen u op de voet dikke kussen en tot gauw.xxxxxxxxx -
24 November 2008 - 19:22
Katrien:
Hi Fanny,
Zo te zien gaat met jou alles goed. Met mij ook hoor, buiten het feit dat het ijna examens zijn, ik hier doodvries, werk tot 's avonds laat, de leerkrachten onmensen zijn,... Maar voor de rest gaat het goed hoor :).
Het is deze week voorleesweek. En omdat jij daar waarschijnlijk in het verre Cuba niet aan gedacht hebt, heb ik een verhaal. Geen gewoon sprookje want die ken je toch allemaal. Maar 1 van de mooiste Romeinse mythes. Jammer genopeg kan ik ze niet echt voorlezen. Maar hier heb je het verhaal toch al.
Eurydice was de mooiste van de waternimfen. Haar geliefde was de zanger Orpheus. Hij was de zoon van Apollo en de bevallige muze, Kalliope. Het was dus van zijn moeder dat hij zijn zangtalent had gekregen. Apollo schonk Orpheus een lier en zijn muziek en gezang ontroerde iedereen. Toen hij met de mooie Eurydice huwde, was zijn geluk compleet.
Aristaios, een sater en herdersgod, begeerde de mooie nimf echter en belaagde haar. Eurydice sloeg op de vlucht en in haar paniek trapte ze op een slang. Ze kreeg een dodelijke beet van een adder. De nimfen namen het op voor Eurydice en doodden al Aristaios' bijen. Dat was een ramp voor hem want ons satertje was een imker.
Orpheus was een gebroken man. Een leven zonder Eurydice zag hij niet zitten. Hij daalde af in de onderwereld om te smeken voor zijn vrouw 's leven. Bij de troon van Hades en Persephone gekomen,begon hij te zingen. Nog nooit had de onderwereld zo'n gezang aanhoord. Tantalus vergat naar het water te reiken; de Danaïden stopten met het vullen van hun doorzeefde vat en zelfs Sisyphus zat op de steen, die hij de berg moest optorsen. Ook Hades en zijn vrouw waren zo ontroerd dat ze besloten de geliefden terug samen te brengen. Er was echter één voorwaarde: Orpheus mocht zijn geliefde niet bekijken voor ze het zonlicht bereikt hadden.
Het koppel liep door donkere gangen, zonder te praten. Op een onbewaakt ogenblik echter keek Orpheus om om te zien of Eurydice wel volgde en om haar te omhelzen. Euydice werd onmiddellijk terug de onderwereld ingetrokken en nu voor eeuwig. Ze verweet haar lieve Orpheus niet dat ze voor de tweede keer moest sterven. Zijn ongeduld bewees immers zijn grote liefde voor haar.
Orpheus wou haar terug volgen maar de toegang tot de onderwereld werd hem ontzegd. Hij ging terug naar huis en zonderde zich af. Drie jaren gingen voorbij en Orpheus wou niet meer weten van de liefde van een vrouw. De nimfen haatten hem daarvoor. Op een dag stootte Orpheus op een groepje Maenaden, nimfen die Dyonisos vergezellen en vereren. De Maenaden kregen de vrouwenhater in het oog en begonnen te roepen en te tieren. In hun haat verscheurden ze Orpheus levend in stukken.
Orpheus' ziel zweefde naar de onderwereld en daar was hij terug bij zijn mooie Eurydice. Ze omhelsden elkaar en samen wandelden ze over de velden van de onderwereld. En nu mag Orpheus zoveel hij wil achterom kijken naar zijn geliefde.
oila, hopelijk heb je er wat aan.
Vele dikke smakkerds,
Katrien :) -
25 November 2008 - 16:22
Katrien:
Hi, alles nog altijd goed? Hoe vond je het verhaal? Zoals beloofd komt hier het volgende. Het is een Egypthische mythe, genaamd, het raadsel van de sfinks.
De grote sfinx van Gizeh die naar het oosten in de rijzende zon kijkt en het grootste stenen standbeeld te wereld is, is al eeuwenlang een bron van mythen, fabels en legendes. Dit raadselachtige symbool van Egypte is altijd gesluierd geweest in geheimzinnigheid.
De huidige theorie is dat de sfinx rond 2500 v. Chr. door Farao Khafre werd gebouwd. Toen in 1991 geologisch bewijsmateriaal aantoonde dat de sfinx tenminste 6000 v. Chr. was gebouwd, 3000 jaar voordat de Egyptische beschaving begon.
de Amerikaanse schrijver en autodidactisch egyptoloog John Anthony West, had er maar liefst 15 jaar voor nodig om de heersende ideeën te veranderen.
De gevestigde egyptologen geloofden de de sfinx door Kharfe was gebouwd omdat het gezicht overeenkomstigheden vertoonde met het standbeeld van de farao in het Museum van Caïro. West liet acepten zien in de zichtbare link tussen de sfinx en het standbeeld van de farao die niet klopten, door ongewoone methodes te hanteren. West riep de hulp in van luitenant Frank Domingo, een gerechterlijkdeskundige die gespecialiceerd was in het reconstrueren van gezichten die vergaan waren gegaan of verminkt waren. Domingo vergeleek het gezicht van de sfinx met het gezicht van het standbeeld van Kharfe. Uit gedetailleerde' schetsen die van beide gezichten werden gemaakt, concludeerden dat de twee gezicht verschillende pesoonlijkheden voorstelden. Domingo voegde er aan toe dat als later er onweerlegbare informatie komt dat aangeeft dat de sfinx Kharfe is , zouden de kunstenaars onbekwaame technici zijn geweest.
Omdat Domingos bewijsmateriaal voor de egyptologen niet afdoende bewees dat de sfinx ouder is voorheen werd gedacht, probeerde West het opnieuw. Hierbij stelde hij vast dat de erosie van de sfinx niet was ontstaan door woestijnwinden, maar door regenwater.De laatse keer dat Egypte hevige regens heeft gekend, was net na de laatste ijstijd die wel 12000 jaar v. Chr. was begonnen. West kon zijn standpunt alleen maar bewijzen aan de traditionele egyptologen door de meedewerking van een geaccepteerde geoloog, die bevestigde dat de steen inderdaad door water was uitgesleten.
Dr. Robert Schoch van de univesiteit van Boston ondekte enige tijd later ook dat het monument en het nabij gelegen tempelcomplex uit dezelfde steen waren gehouwen.
Om deze theorie nog meer kracht te geven wilde West weten wanneer dat rondom de sfinx werd uitgehouwen.Zo zou hij erachterkomen hoe oud de sfinx eigenlijk was.
Hierbij werd nogmaals bewezen dat de sfinx in verscheidenne lagen was uitgehouwen en dat de zwaar uitgesleten voorkant van het monument de achtkant rond 3000 jaar antidateerde.
De conclusie was dat Khafre de sfinx in een onafgewerkte staat ontdekte. Khafre repareerde de sfinx en de tempels daarom heen met granieten platen over de lijmsteen te plaatsen. En omdat het hoofd van de sfinx relatief kleiners is dan het lichaam hebben de egyptenaren het waarschijnlijk met een ander gezicht aangetroffen. Toen bouwden ze de sfinx uit in egyptische stijl. De experimenten onthulden ook andere geheimen- een aantal niet onderzocht tunnels en een grote rechthoekige kamer vijf meter onder de voorpoten van de sfinx. Nog vreemder was deat de ontdekking van de kamer 60 jaar daarvoor reeds was voorspelt door Edgar Cayce , de beroemde Amerikaans 'slapende profeet'. Op 29 Oktober 1935 stelde hij dat de overlevenden van Atlantis in 10500 v. Chr. naar Egypte waren gekomen en de sfinx en de grote piramide binnen 100 jaar na hun komst hadden gebouwd. Nog belangrijker was dat Cayce voorspelde dat er voor het einde van de 20ste eeuween ruimte met gegevens... zou worden gevonden waar de schaduwlijn of het licht tussen de poten van de sfinx valt. Binnenin de kamer is volgens Cayce een bibliotheek van wijsheden uit de verloren beschaving van Atlantis.
Hoe dan ook , de wetenschap lijkt er op te duiden dar de sfinx lang voor de algemene geaccepteerde datum werd gebouwd.
Ook kondigde men aan dat er geheime tunnels onder de sfinx waren en dat ze deze kamers 'live' voor de wereldwijde televisie zullen openen.
Als de kamer bewijsmateriaal levert over de leeftijd van de sfinx , kan er ook een nieuw licht geworpen worden over de bewakers van het monument: de Piramides van Gizeh.
Voila, hopelijk vind je het leuk.
Dikke, bevroren smakkerds,
Katrien :)
-
26 November 2008 - 11:57
Katrien:
Nee hoor, ik vergeet het niet :). Hoe vond je het verhaal van gisteren? Vandaag een Germaanse , uit Ierland, mythe, namelijk De koe van de overvloed.
Gobniu de Wondersmid had een koe: de Koe van Overvloed. Zij graasde in een dag heel Ierland door en gaf melk aan iedereen die ze tegenkwam. In die dagen leed niemand in Ierland honger of gebrek.
Balor met het Boze Oog had zijn zinnen gezet op de Koe. Hij had de grijpgrage hand die nooit gevuld raakt en hij was niet tevreden met wat hij in zijn eigen land had. Hij stuurde de slimste dief die hij had er op uit om de Koe van Overvloed te stelen. De man kreeg haar in handen, maar Gobniu zag hoe de dief haar meenam. Hij uitte een strijdkreet die de sterren van de hemel schudde. De man sprong weg in de duisternis zonder de koe. Gobniu had de koe nog, maar de dief had de halster. Maar nu was het zo, dat het geluk in de halster lag verborgen en waar de halster zich bevond, daar wilde de koe ook heengaan. Sindsdien beleefde Gobniu weinig plezier aan zijn koe. Van de vroege ochtend tot de late avond kon hij haar geen moment uit het oog verliezen, uit angst dat zij naar het land van Balor zou dwalen. Gobniu de Wondersmid moest de hele dag achter haar aanlopen als zij door heel Ierland graasde en de dagen vielen hem lang!
Op een dag kwam een jonge held hem opzoeken; hij was gekleed in een rode mantel met goud afgezet. Hij bleef bij de deur staan en begroette hem: 'O Gobniu, O Wondersmid! Wil jij een zwaard voor mij smeden? Het moet lang en scherp zijn, een dodelijk wapen, een zwaard om heldendaden mee te verrichten. Wil jij dat smeden, Gobniu? Geen enkele smid in Ierland kan zo goed een heldenzwaard maken als jij.'
'Het zou me niet al te veel moeite kosten om zo'n zwaard te smeden, jonge held, maar ik moet van de vroege ochtend tot de late avond achter mijn Koe aanlopen. Als ik haar ook maar één moment uit het oog zou verliezen, zou zij naar Balor gaan in het rijk van de Fomor.' 'Als jij het zwaard voor mij maakt, zal ik met de Koe uitgaan en haar geen moment uit het oog verliezen.' 'Als jij dat voor me wil doen, Cian zoon van Dian-Cecht, dan
zal ik een zwaard voor je smeden.' Zo kwamen zij overeen. De smid begon aan het zwaard te werken, terwijl Cian achter de Koe aanliep. Zij zwierf die dag door heel Ierland en Cian was niet weinig opgelucht, toen ze 's avonds bij het huis van Gobniu aankwamen. Er scheen licht binnen en er stonden een paar mannen bij de deur. Zij zeiden tegen Cian: 'De Wondersmid heeft een zwaard voor je gesmeed. Het moet alleen nog gehard worden, daar heeft hij jou bij nodig, je moet het gevest vasthouden.' Cian was blij dit te horen en hij rende snel naar binnen. 'Waar is de Koe? ' vroeg de smid. 'Die staat buiten', antwoordde Cian, 'mijn hoofd op het blok als het niet waar is.' 'Zij staat niet buiten, zij is bij Balor!' zei de smid en rende naar de deur. De Koe was weg. 'Nu heb ik alleen maar mijn hoofd om je als onderpand te geven, Gobniu!' 'Ik wil jouw hoofd niet hebben, Cian, zoon van Dian-Cecht, maar ik wil een andere genoegdoening van je vragen. Ga de halster zoeken. Die is bij Balor in het land van de Fomor. De wegerheen is moeilijk te vinden en het is niet eenvoudig om de duistere wateren over te steken, maar keer niet om en hou niet op met zoeken tot je de halster van de Wonderkoe hebt gevonden.' Cian sprak: 'Ik zal niet terugkeren naar Ierland zonder de halster van de Koe.'
Cian ging op weg en reisde een lange tijd tot hij bij de duistere wateren kwam. Hij stond aan de oever en zag nergens een boot waarmee hij zou kunnen oversteken. Hij bleef drie dagen en nachten naar een vaartuig zoeken en toen zag hij een klein armzalig bootje met een oude man erin. Cian keek naar het bootje. Nu moet gezegd worden, dat hij een dappere held was en niet van verstand verstoken, maar toch herkende hij die boot niet. Hij
wist niet dat hij de Oceaansneller voor zich had, de boot waarmee iedereen in een oogwenk zijn doel kan bereiken. En hij wist niet dat de oude man Mananaun, de Getaande was, de zoon van Lear, de Heerser over alle wereldzeeën.
'Oude man', zei Cian, 'wil jij me naar de overkant roeien, naar het land van Balor?'
'Jonge held, ik zal je overzetten als je me onder ede belooft dat je mij de helft geeft van wat je daar zult verwerven.' 'Ik zal alles met je delen, alleen niet de halster van de Koe van
Gobniu.' 'Daar zal ik niet om vragen', zei de schipper. 'Afgesproken', zei de ander.
Hij stapte in de boot en even later waren ze al in het land van de Fomor. Zij gingen aan land. 'Oude man', zei Cian, 'je hebt mij geholpen in de nood. Hier heb ik een gouden ring en hier is mijn mantel; die is kostbaar. Je mag ze allebei houden. Alsjeblieft.' 'Wij zullen van mantel ruilen, maar de ring neem ik niet aan.' Hij legde zijn hand over Gans vingers: 'Ik zal je een geschenk geven. Ieder slot dat je aanraakt, zal zich vanzelf voor je openen.' Toen legde hij zijn mantel om Cians schouders. 'Deze mantel omhult je zoals de nacht de aarde bedekt. Je kunt je veilig voelen in deze mantel, want niemand zal je kunnen zien.' De lange mantel viel in diepe plooien om Cian heen. Hij voelde dat het een tovermantel was. Hij draaide zich om, want hij wilde de oude man nog eens goed aankijken, maar hij zag hem niet meer en ook de boot was verdwenen.
Cian was in een merkwaardig land aangekomen, verlaten koud en doods. De krijgers van de Fomor zagen er grimmig uit, maar zij konden hem niet zien. Hij werd goed beschermd door de mantel en bereikte het hof van Balor zonder tegenspoed.
'Wat wil je van me?' vroeg Balor.
'Ik wil bij je in dienst komen', zei Cian.
'En wat heb jij te bieden?'
'Ik kan alles maken wat de De Danaans kunnen', antwoordde Cian. 'Ik zou gras kunnen laten groeien in dit land waar nog nooit gras heeft gegroeid.'
Toen Balor dat hoorde, klaarde zijn gezicht op. Hij verlangde ontzettend naar een appelboomgaard, net zo een als Mananaun had op het eiland Avilion. Die appelboompjes waren zo mooi dat er heel wat liederen aan ze waren gewijd. 'Kun jij appelbomen laten groeien? ' vroeg hij aan Cian.
'Jazeker', zei Cian.
'Goed', zei Balor, 'maak jij een appelboomgaard voor mij. Net zo een als Mananaun heeft. En als ik appels aan die bomen zie, krijg jij de beloning die je maar wenst.'
'Ik vraag maar om één ding als beloning', zei Cian, 'en dat wil ik je meteen bij het begin zeggen. Dat is de halster van de Koe van Overvloed, van Gobniu.'
'Die zal ik je zonder uitvluchten geven', zei Balor, 'ik zal je niet bedriegen.'
Cian was blij met de overeenkomst die hij had gesloten en ging aan het werk. Het kostte hem heel wat werk om gras te laten groeien, want ieder grassprietje dat hij 's morgens liet opkomen, verwelkte 's avonds onder Balors hete adem. Maar hij hield vol en na verloop van tijd kreeg hij een appelboomgaard. Wanneer hij zijn boompjes verzorgde, keek hij vaak naar een groot, wit kasteel dat in de buurt lag. Er stonden altijd krijgslieden van de Fomor op wacht en op een dag vroeg hij wie daar woonde.
'Daar woont Ethlinn, de dochter van Balor. Zij is de schoonste vrouw van de wereld, maar niemand mag haar zien. Zij is opgesloten in dit kasteel, want zij mag nooit trouwen. Er is voorspeld dat een zoon die uit haar wordt geboren, Balor zal doden.'
Cian bleef steeds denken aan wat hij had gehoord en de wens bekroop hem om deze schone vrouw te zien. Hij trok zijn tovermantel aan en ging naar het kasteel. Toen hij zijn hand op het slot legde, ging de poort vanzelf open. Dat kwam door de betovering die de oude man op zijn handen had gelegd. Hij ging naar binnen en vond de dochter van Balor. Zij zat aan een weefgetouw en weefde een lap in alle kleuren. Zij zong onder het werk. Cian bleef een tijdje naar haar staan kijken totdat zij sprak: 'Wie is hier die ik niet kan zien?' Toen liet hij zijn mantel vallen. Ethlinn draaide zich om en keek hem aan. Zodra zij hem zag, ging zij van hem houden. Zij koos hem als man. Na die tijd kwam hij vaak naar haar toe en zij beloofden elkaar eeuwige trouw. Na verloop van tijd werd hun een zoon geboren. Hij was zo mooi, dat elke plek waar hij lag, vol met zonneschijn leek te zijn. Ethlinn, zijn moeder, noemde hem Lugh - dat betekent Licht - en Cian, zijn vader, placht hem Zonnegod te noemen. Beide namen behield hij, maar Lugh was de naam waaronder hij later bekend werd. Nu hield Balor de appelbomen goed in de gaten en toen hij zag dat er appels aan hingen, bracht hij de halster van Gobniu's Koe naar zijn dochter. Hij sprak: 'Bewaar dit voor mij, en als mijn tuinman er om komt vragen, dan heb ik het niet meer.'
De dochter van Balor nam de halster aan en een tijdje later kwam Cian bij haar met een tak vol appels. 'De eerste appels zijn voor jou!' zei Cian. Zij gaf hem de halster. 'Dit is voor jou. En neem ook ons kind mee en keer terug naar het land waar je vandaan bent gekomen.' 'Dat zijn bittere woorden om te horen', sprak Cian. 'Wij kunnen niets anders meer doen', antwoordde zij. Cian nam het kind aan en het halster en hulde zich in zijn
mantel.
Hij nam afscheid van de dochter van Balor en verliet het slot. Hij liep tot hij bij de duistere wateren kwam. Daar zat de oude man in zijn boot. Cian vond dat de overtocht kort duurde,
'Herinner je je onze overeenkomst nog?' vroeg de oude man 'Jazeker', zei Cian, 'maar ik heb alleen de halster en het kind wil ik niet in tweeën delen.' 'Je hebt het mij beloofd', zei de oude man. 'Dan geef ik jou het kind', zei Cian. 'Daar zul je nooit spijt van krijgen', zei de oude man, 'want ik zal goed voor hem zorgen en hem grootbrengen als een zoon van.
mijzelf.' De boot landde in Ierland. 'Hier is je mantel terug', zei Cian 'en hier is het kind.'
Mananaun nam het kleine kind in zijn armen en Cian hielp hem in zijn mantel. Toen hij de plooien uitschudde, zag hij dat de mantel oplichtte in alle kleuren van de zee, en hij hoorde het geluid van golven als zij op de rotsen breken, een muziek als klokgelui. De oude man zag er wonderschoon uit en Cian riep hem toe: 'Nu weet ik wie je bent, Mananaun Mac Lear. Het was op een gunstig tijdstip dat ik jou mijn zoon heb gegeven, want nu zal hij opgroeien in Tir-nan-Oge, waar hij geen verdriet zal kennen en geen verlies lijden!'
Mananaun lachte en hief de kleine Zonnegod op in zijn beide handen. 'Als je hem terugziet, Cian zoon van Dian-Cecht, dan zal hij op mijn eigen witte paard rijden en niemand zal hem kunnen tegenhouden. Niet op land en niet op zee. Ik wens je vreugde en geluk bij alles wat je zult ondernemen.' Mananaun stapte in de boot. Die was zo helder als kristal en schitterde in alle kleuren van de regenboog. Zonder riemen of zeilen gleed hij weg van het land. De golfjes krulden om de boeg en de vissen begeleidden ze. Cian wendde zijn gezicht naar het land en liep naar het huis van Gobniu, de Smid. Toen hij bij het huis aankwam met de halster in zijn hand, stond de Koe daar al. Gobniu kwam naar buiten om hem te begroeten. 'Welkom thuis, jonge held. Moge alles wat je onderneemt, goed aflopen!' 'Dat wens ik jou ook toe', sprak Cian en overhandigde hem de halster.
Toen gaf de Smid het Heldenzwaard aan Cian en sinds die tijd bestond er een hechte vriendschap russen die twee waar zij veel vreugde aan beleefden.
Voila, hij is misschien wel wat langer dan gepland, maar, dat vinden we niet erg :).
Katrien :) -
27 November 2008 - 15:47
Katrien:
Haha, nog altijd geen dag overgeslagen ;). Vandaag is het een hindoeistisch verhaal over liefde, genaamd Savitri en Satyavan.
Lang geleden leefde in Madra de edele koning Ashvapati, een groot kenner van de wetten en altijd vrijgevig jegens de brahmanen. Toen hij oud werd, was hij nog altijd kinderloos en hij besloot door gebed de gunst van de goden te winnen. Achttien jaar lang trok hij zich terug in het woud, in strenge onthouding en eenzame meditatie. Toen verscheen er een godin die hem beloofde dat hij spoedig een dochtertje zou krijgen. Verheugd keerde de koning toen terug naar zijn stad en naar zijn vrouwen.
Na enige tijd schonk de oudste van zijn vrouwen het leven aan een dochtertje met ogen als lotusbloemen. Het meisje werd Savitri genoemd en ze groeide op, zo mooi en zo volmaakt, alsof ze de godin van de schoonheid zelf was.
En ze werd volwassen. Haar leest was slank, haar ogen amandelvormig en haar heupen rond. Haar schoonheid werd zo verblindend, dat niemand durfde te denken aan een huwelijk met die volmaakte vrouw.
De koning werd treurig, toen hij aan zijn dochter dacht: mooi en huwbaar, maar onbegeerd en ongevraagd. En droevig zei hij haar: "De tijd voor je huwelijk is gekomen, mijn kind, maar niemand vraagt je. Zoek daarom zelf een man. Want er staat geschreven: 'Zondig is de man die geen betrekkingen heeft met zijn vrouw, maar zondiger is de vader die zijn dochter ongehuwd laat.'"
Savitri boog diep voor de voeten van haar vader en ze vertrok met haar gevolg om een man te gaan zoeken. Zo kwam ze in alle landen van de hele wereld en ook in de stille wouden, waar de asceten verblijven, die heilige mannen met warrige haren en warrige baarden.
Na een tijd keerde de lieflijke Savitri aan het hof van haar vader terug, toen juist de heilige asceet Narada daar te gast was. Vol eerbied begroette ze beide mannen en ze zei: "Enkele jaren geleden heerste over de Shalva's de edele koning Dyumatsena, een stier onder de mannen. Maar toen hij het licht van zijn ogen verloren had, maakte een oude vijand daar misbruik van en beroofde hij de blinde koning van zijn rijk. Verbitterd heeft de ongelukkige vorst zich toen met zijn vrouw en zijn zoontje Satyavan teruggetrokken in het woud. Daar is zijn zoon volwassen geworden, een tijger onder de mannen. Die jongeman is het, vader, die ik gekozen heb tot mijn heer en meester."
Toen sprak Narada, de wijze en heilige asceet: "Helaas, o koning, een grote vergissing heeft Savitri begaan door prins Satyavan als man te kiezen."
Daarop vroeg de koning: "Heeft Satyavan zijn vader niet lief? Is hij niet krachtig, zachtmoedig en dapper?"
Toen antwoordde Narada, de wijze en heilige asceet: "Krachtig is hij als de zon, dapper als Indra en lijdzaam als de aarde zelf. Ook is hij trouw en mild jegens de brahmanen, edel en mooi, moedig en welbeheerst, zedig en geduldig. Maar één gebrek heeft hij, dat al zijn deugden in de schaduw stelt: vandaag over één jaar zal Satyavan sterven."
Daarop riep de koning: "Savitri, kalf uit de kudde, ga en kies je een andere man. Je hebt het zelf gehoord: de dagen van Satyavan zijn geteld."
Maar toen antwoordde Savitri, de prinses met ogen als lotusbloemen: "Ik heb mijn keuze gemaakt met mijn geest, ik heb ze bezegeld met mijn woord en ik zal ze bevestigen met mijn lichaam. Of hij lang leeft of kort, of hij nu goed of slecht is: Satyavan zal mijn heer en meester zijn."
Toen sprak Narada, de wijze en heilige asceet, berustend: "Laat haar, o koning. Niets zal haar afbrengen van haar besluit. Liefde is roekeloos bij het wegschenken: ze denkt nooit aan wat ze daarvoor in ruil zou kunnen krijgen."
Na die woorden steeg Narada op naar de wolken, naar de verblijfplaats van de goden. Koning Ashvapati maakte alles voor Savitri's huwelijk gereed en op een gelukvoorspellende dag toog hij met zijn dochter en vele zich matig voedende brahmanen naar het heilige woud, waar koning Dyumatsena verbleef. Hij naderde de blinde vorst eerbiedig en vertelde hem het doel van zijn komst. Maar hooghartig antwoordde die: "We leven hier als asceten in het eenzame woud. Hoe zou je verwende dochter onze ontberingen kunnen verdragen?"
Op verzoenende toon antwoordde toen koning Ashvapati: "Spreek niet zulke bittere woorden tot ons. We zijn in vriendschap naar je toegekomen. Jij bent mijn gelijke en ik de jouwe. Laat Savitri je schoondochter worden en de vrouw van Satyavan."
Toen sprak de blinde koning Dyumatsena, die stier onder de mannen: "Ik heb vroeger altijd naar je vriendschap verlangd, maar omdat ik mijn koninkrijk verloren heb, aarzelde ik haar te aanvaarden."
Zo had dan volgens de heilige voorschriften het huwelijk plaats. Daarna legde Savitri haar edelstenen en kostbare gewaden af en ze hulde zich in berkeschors en roodbruine ascetenkleren. Ze maakte Satyavan gelukkig met haar zoete woorden, haar gelijkmatige blijmoedigheid en haar liefkozingen, als ze alleen waren. Maar dag en nacht dacht ze aan de fatale voorspelling en bezwaard was haar gemoed.
Veel te snel naderde het ogenblik dat Satyavan moest sterven en de laatste nacht bracht de arme Savitri door in ontzettende angst. Toen de zon boven de kim rees, volbracht ze haar morgenoffer en zei: "Dit is de dag die ik vervloek, maar die ik niet ontlopen kan."
Satyavan nam zijn bijl op zijn schouder en wilde het bos ingaan. Maar Savitri, de vrouw met ogen als lotusbloemen, smeekte hem: "Laat me meegaan. Ik kan het niet verdragen van jou gescheiden te zijn, zeker vandaag niet."
Daarop antwoordde Satyavan met weloverwogen woorden: "Je bent nog nooit meegegaan en de bospaden zijn moeilijk begaanbaar, maar ik zal je niet tegenhouden als vader en moeder het goedkeuren."
Toen smeekte Savitri haar eerbiedwaardige schoonouders: "Ik kan het vandaag niet verdragen van hem gescheiden te zijn. Een jaar lang heb ik jullie hutje niet verlaten en ik zou zo graag het bos in bloei zien."
De blinde koning Dyumatsena, de verdelger van vele vijanden, sprak: "Ga, mijn kind, want dit is het eerste wat je mij in al die tijd gevraagd hebt. Maar let op dat je mijn zoon niet afleidt van zijn werk."
Zo ging dan de onberispelijke Savitri met haar man de bossen in, met een glimlach op de lippen, maar met verdriet in haar hart. En terwijl ze vriendelijk luisterde naar Satyavan, die haar de bloesems aanwees, bekeek ze hem angstig en wachtte ze op het uur van zijn dood.
Diep in het woud plukten ze samen de rijpe vruchten. Daarna nam Satyavan zijn bijl en begon hij hout te hakken. Maar het werk maakte hem moe. Hij kwam naar zijn vrouw en zei: "Savitri, donkerogige vrouw, mijn hoofd wordt met spijkers doorboord, al mijn leden zijn vermoeid en het hart brandt in mijn borst."
Haastig ging Savitri bij hem neerzitten op de grond en legde zijn hoofd in haar schoot. Hulpeloos begon ze te berekenen of dit het uur was dat door de heilige asceet Narada was voorspeld.
Daar zag ze plotseling een man staan. Hij was gehuld in een geel gewaad. Zijn gestalte was reusachtig groot en zijn gelaat was lichtend als een zon. Zijn huid was donker, zijn ogen rood en hij droeg een strop in de hand. Schrikwekkend om aan te zien was hij, toen hij naast Satyavan stond en op hem neerkeek.
Zodra ze hem zag, liet Savitri het hoofd van Satyavan zachtjes op het mos glijden en met kloppend hart vroeg ze: "Wie bent u, goddelijk wezen, en waarom bent u hier gekomen?"
Toen sprak die indrukwekkende gestalte tot haar: "Ik ben Yama, de god van de dood. Satyavan is aan het einde van zijn dagen gekomen. Ik zal hem snoeren in deze strop en hem meevoeren."
Na die woorden trok Yama uit het lichaam van Satyavan een klein wezen, een wezen ter grootte van een duim, en ving het in de strop. Nu de ziel van Satyavan zo was weggenomen, lag zijn lichaam roerloos op de grond, vaal en zonder ademhaling. En Yama verwijderde zich in zuidelijke richting. Maar de onberispelijke Savitri volgde hem.
Toen sprak de vorst van de dood op gebiedende toon: "Ga terug, Savitri, en verricht de lijkplechtigheden voor je man. Verder mag je je heer en meester niet volgen."
Maar Savitri, de vrouw met ogen als lotusbloemen, antwoordde hem: "Waar mijn man gaat, daar moet ik ook gaan: dat is de eeuwige wet. Luister Yama: ik ben zeven passen achter u aan gelopen en volgens de oude spreuk ben ik daardoor uw vriendin geworden. Waarom wilt u me een leven van eenzaamheid en onthouding opleggen, terwijl mijn leven als echtgenote altijd vroom en goed was? Doel van het leven is toch de heiliging. Als dat doel door mij in deze staat bereikt kan worden, waarom wilt u me dan tot de weduwstaat laten overgaan?"
Toen zei de vorst van de rechtvaardigheid: "Savitri, je woorden met hun klinkers en medeklinkers zijn zoet van klank en helder van betoog. Vraag me daarom een gunst. Behalve het leven van je man, wil ik je alles geven."
Daarop sprak de onberispelijke Savitri met de ronde heupen: "Geef aan mijn schoonvader het licht van zijn ogen terug."
Hierop antwoordde de doodsgod met de roodfonkelende ogen: "Het zal gebeuren zoals je het wenst. Maar keer nu terug, Savitri. Ik zie dat je moe bent."
Maar halsstarrig gaf ze hem ten antwoord: "Hoe zou ik vermoeidheid kunnen voelen in aanwezigheid van mijn man? Waar u hem ook heen brengt, daar ga ik ook heen. En bovendien kunnen van een gesprek met een hoogstaand wezen de vruchten nooit uitblijven."
Daarop sprak Yama, de god van de dood en van de rechtvaardigheid: "De woorden die je spreekt zijn wijs en aangenaam om te horen, schitterende vrouw. Vraag me een tweede gunst, maar niet het leven van Satyavan."
Toen vroeg Savitri, de prinses met ogen als lotusbloemen: "Laat mijn wijze schoonvader zijn koninkrijk terugwinnen en al zijn vijanden verpletteren."
De god met de roodfonkelende ogen antwoordde: "Het zal gebeuren, Savitri, maar keer nu terug."
Daarop sprak de prinses met weloverwogen woorden tot de god Yama: "Omdat de wet van de dood voor iedereen geldt, noemt men u de 'Vrome Heer van de Rechtvaardigheid'. Op wie kunnen we beter ons vertrouwen stellen dan op de god van de rechtvaardigheid? Maar het is ook de eeuwige plicht van de vromen niemand kwaad te doen in gedachte, woord of daad, maar om alle schepsels lief te hebben. Ja, zelfs aan hun vijanden moeten de vromen barmhartigheid bewijzen, als die erom vragen."
Toen zei Yama: "Als koel water voor een dorstige, zo zijn je woorden voor mij. Vraag me een derde gunst, maar niet het leven van Satyavan."
Daarop antwoordde de onberispelijke vrouw met de ronde dijen: "Laat uit mijn schoot honderd zonen geboren worden, om ons roemvol geslacht voort te zetten."
Welwillend sprak Yama, de barmhartige god van de dood: "Honderd schitterende zonen zul je hebben, Savitri. Maar keer nu terug; al veel te ver ben je me gevolgd."
Daarop antwoordde Savitri: "Ik merk de afstand niet die ik afleg aan de zijde van mijn man. Tot aan het einde van de wereld, tot aan de oevers van de vier zeeën zal ik hem volgen."
Yama stond versteld van de halsstarrigheid van die vrouw en vriendelijk zei hij: "Omdat je je man zulke trouwe liefde toedraagt en hem zo hartstochtelijk bemint, mag je me een vierde gunst vragen."
Toen sprak Savitri, de prinses met ogen als lotusbloemen: "De gunst die u mij al toegezegd hebt, kan niet in vervulling gaan als ik niet met Satyavan herenigd word, want een andere man wil ik niet. Zonder Satyavan ben ik als gestorven, zonder hem is er voor mij geen geluk, zonder hem hebben zelfs de goden geen betekenis meer voor mij. U hebt me honderd zonen beloofd. Geef dan Satyavan het leven terug, zodat uw belofte in vervulling kan gaan."
En toen maakte Yama de strop los en hij riep opgetogen: "Hier is het leven van je man, Savitri, onberispelijke vrouw, vreugde van je familie. Bevrijd is hij van ziekte en dood en samen met jou zal hij een hoge ouderdom bereiken. En honderd zonen zal hij bij jou verwekken en allen zullen ze koning worden, verdelgers van hun vijanden, schrikwekkend door schrikwekkende kracht."
Nadat Yama in zuidelijke richting was heengegaan, haastte Savitri zich naar de plek waar het asgrauwe lichaam van Satyavan lag. Ze legde zijn hoofd in haar schoot. En zie, Satyavan opende de ogen en keek haar aan, telkens opnieuw, zoals iemand die na een verblijf in verre landen weer thuisgekomen is. En hij vroeg haar: "Wat is er met mij gebeurd, schuchtere vrouw met slanke leest? En waar is dat sombere wezen dat mij heeft meegesleept? Was dit een droom of was het werkelijkheid?"
Daarop antwoordde de stralende Savitri: "Morgen zal ik je alles vertellen. Sta nu op, als je kunt. De donkere nacht daalt al neer over het woud en het nare gehuil van de jakhalzen doet mijn hart bonzen. Laten we teruggaan naar de kluis. Ik neem de bijl mee om je te beschermen."
De koningsdochter met beheerste zinnen sloeg haar rechterarm om het middel van haar man om hem te steunen en met vaste tred gingen ze door het donkere woud.
Ondertussen was langzaam het licht teruggekeerd in de blinde ogen van koning Dyumatsena. Maar de onrust over zijn zoon en schoondochter verdreef de vreugde om zijn herkregen gezicht. Als waanzinnig zocht het oude koningspaar de wouden af, de rivieren, de meren en alle kluizen. En ze dwaalden altijd maar verder, met stukgelopen voeten, gewond en bebloed door dorens en scherpe blaren. Toen kwamen al de omwonende brahmanen hen zoeken en ze brachten hen met zacht geweld terug naar hun eigen hut. Daar trachtten die waarheidsprekende asceten hun onrust te bedaren met geruststellende woorden en met verhalen over vroegere koningen en helden.
Eindelijk, in het holst van de nacht, kwamen Satyavan en Savitri thuis. Toen iedereen neerzat, vertelde Savitri alles: de voorspelling van de heilige asceet Narada, haar angst en zorg, de komst van Yama en de redding van Satyavan.
Nadat de zich matig voedende asceten hun ochtendriten naar behoren hadden volbracht, kwamen boden uit het land van de Shalva's melden dat de usurpator door zijn eigen dienaren vermoord was en dat het volk Dyumatsena weer als koning wenste, blind of niet blind.
Gezegend door de goedonderwezen brahmanen keerde Dyumatsena verheugd met zijn vrouw en zijn zoon en Savitri terug naar zijn schitterende hoofdstad en hij besteeg opnieuw de troon.
Savitri schonk het leven aan honderd krachtige zonen, schrikwekkend door schrikwekkende kracht, helden die de roem werden van het geslacht der Shalva's.
Voila, tot morgen! :)
xx ly
Katrien :) -
28 November 2008 - 15:59
Katrien:
Hey Fanny, dat is lang geleden :). Ik hoop dat je de vorige mythe een beetje leuk vond :). Vandaag een Bedhistische mythe: Siddharta.
De Shakya clangenoten verbleven aan de oevers van de Rohini-rivier die door de zuidelijk uitlopers van de Himalaya stroomt. Hun koning, Suddhodana Gautama, vestigde zijn hoofdstad in Kapilavastu waar hij een groot paleis liet bouwen. Hij regeerde met wijsheid waardoor hij respect en bijval van zijn onderdanen won. De koningin, Maya of Maha Maya (fig.), was de dochter van de oom van Suddhodana, die eveneens als koning heerste over een naburig district van dezelfde clan.
Gedurende twintig jaren hadden Maya en Suddhodana geen kinderen, maar op een nacht had Maya een eigenaardige droom, waarin een witte olifant via haar rechterzijde in haar baarmoeder binnendrong, en ze werd zwanger. Volgens de gangbare tradititie keerde Maya naar het huis van haar ouders terug om te bevallen en maakte onderweg een tussenstop in de tuin van Lumbini om te rusten. Ze was omgeven door Ashoka bloesems en toen ze naar een tak rijkte om een bloem te plukken, werd de prins geboren. Volgens de traditie gebeurde dit op de achtste dag van de maand april.
In het koninklijk paleis werd de vreugde echter snel verstoord door verdriet, want enkele dagen na de geboorte van de prins stierf Maya onverwacht. Haar jongere zuster Maha Prajapati werd de pleegmoeder van het kind en voedde hem op met liefde en zorg.
Een kluizenaar met de naam Asita, die in de bergen leefde niet ver vandaan, merkte een eigenaardige straling rond het paleis. Dit interpreterend als een goed voorteken ging hij naar het paleis waar hij het kind te zien kreeg. Hij erkende in het kind onmiddellijk een mahapurusha en voorspelde dat indien dit kind in het paleis zou opgroeien, het een groot koning zou worden die de hele wereld zou onderwerpen, maar indien hij het hofleven de rug zou toekeren om een religieus leven te leiden, hij een boeddha zou worden.
Andere teksten vertellen het verhaal van de reusi (fig.) Kalewin die hulde bracht aan de pasgeboren prins en waarbij de nieuwgeborene toen zijn eertse mirakel vertoonde door zich op de tulband van de wijsgeer te plaatsen (fig.). Op de vijfde dag na de geboorte nodigde koning Suddhodana acht brahmaanse priesters uit om de toekomst van de prins te voorspellen. Zeven van hen verkondigden dat hij de gunstige tekenen van een monarch of een boeddha bezat, naargelang hij een wereldse of religieuze carriere zou nasterven. De achtste brahmaan bevestigde dat indien hij het wereldse leven de rug toekeerde, hij de Verlichting zou bereiken.
Vooreerst was de koning erg tevreden met deze voorspelling, maar later begon hij zich zorgen te maken over de mogelijkheid dat zijn enige zoon en troonopvolger hem eventueel zou kunnen verlaten. Hierdoor zette de koning alles in het werk om de prins te behagen en trachtte hem in alle luxe binnen de paleismuren te verwennen. Op zevenjarige leeftijd startte de prins zijn opleiding in de koninklijke en militaire kunsten, maar zijn gedachten dreven steeds af naar andere zaken. Op een lentedag toen hij met zijn vader het paleis verliet zag hij een vogel die een worm meepikte uit aarde die net door een boer werd omgeploegd, waarop hij zich afvroeg waarom levende schepsels elkander moesten doden. De prins die zelf zijn moeder zo vroeg na zijn geboorte verloor was erg onder de indruk van de tragedie van zulke kleine schepsels.
Ook de koning werd steeds bezorgder en regelde een huwelijk voor Siddhartha op negentienjarige leeftijd, met prinses Yashodhara, de dochter van Suprabuddha, de vorst van het Devadaha kasteel en een broer van wijlen koningin Maya. Toen Siddhartha een aantal proeven had ondergaan, waaronder het opheffen van een zware boog, won hij de hand van de prinses. Nadat hij op 29-jarige leeftijd bij haar een zoon verwekte, die hij Rahula noemde, besloot hij om definitief afscheid te nemen van zijn prinselijk bestaan en ontvluchtte het paleis in aanwezigheid van enkel zijn knecht Chandaka en zijn paard Kanthaka.
Verschillende duivels verleidden Siddhartha door hem aan te sporen terug te keren naar het paleis, terwijl ze hem de hele wereld beloofden, doch, hij weigerde. Vervolgens scheerde hij zich kaal en vertrok als bedelmonnik zuidwaarts. Eerst bezocht de prins de kluizenaar Bhagava, wiens ascetisme hij gadesloeg, en trok nadien verder naar Arada Kalapa en Udraka Ramaputra om hun meditatie-methoden te bestuderen, teneinde de Verlichting te bereiken. Toen hij daarin geen heil zag begaf hij zich naar het land van Magadha, waar hij op de oevers van de Nairanjana-rivier in het Uruvilva-bos, een ascetisch bestaan begon.
In alle ernst leidde hij gedurende zes jaren een ascetisch leven in aanwezigheid van vijf volgelingen, maar kon desondanks zijn doel niet bereiken. Hij besloot tenslotte ook deze weg op te geven. Toen hij, nog uitgemergeld van het ascetische vasten, een bad nam in de nabije rivier, ontving hij een kom met melk uit de hand van een dorpsmeisje met de naam Sujata. Verbaasd over dit feit, verlieten de panjawakkie hem, na hem aanvankelijk overal te hebben gevolgd.
Na te hebben rondgezworven als bedelmonnik, en een leven als asceet te hebben geleid, waarin hij evenmin heil vond, besloot hij verder te mediteren totdat hij de Verlichting zou bereiken. Dit geschiedde uiteindelijk na een zege over de verleidingen van Mara en zodoende werd Siddhartha op 35-jarige leeftijd een ware boeddha.
Voila, hier zit de mythe er weeral op. Mar je kan al beginnen aftellen, nog maar 2 dagen :).
xx ly
Katrien :P
-
29 November 2008 - 10:30
Katrien:
Haha, zelfs in het weekend zta ik paraat ;). Vandaag wordt het een Noorse mythe, ik ben een boek aan het lezen waar iemand in voorkomt die er zoveel over vertelt, zodat ik ze nu geweldig vindt :)! Het is het Noorse scheppingsverhaal. Hopelijk heb je er wat aan. :)
Zoals de Bijbel verhaalt van de Schepping van de wereld door God, zo hadden de Oud-Europese volkeren, waaronder de Vikingen, hun scheppingsverhaal.
In het begin was het universum verdeeld in twee delen gescheiden door een grote kloof, de Ginnungagap (gapende leegte). Aan de ene kant was er licht en hitte en het eerste deel bestond dan ook uit vuur en werd bewoond door vuurreuzen. De naam van dit gebied was Muspel. De leider was Surtur (Zwart).
Aan de andere kant was er koud nevelig duister, want het tegendeel bestond uit ijs en rijp. Dit gebied werd Nifel genoemd. In dat ijselijk gedeelte leefde een oerkoe, Audhumbla genaamd. Zij likte steeds aan het ijs, haar bron van voedsel. Door het ijs te likken bevrijdde ze de ijsreus Ymir, die door Audhumbla ook meteen voedsel had, namelijk haar melk. Als hij iets pittigers wilde, ging hij naar de rand van de kloof, stak zijn hand omhoog zodat het roet van de vuurwereld erop bleef hangen en likte dit af.
Audhumbla likte ook nog een andere reus, Búri, vrij uit het ijs. Deze oerreus is de stamvader van alle reuzen en goden. Uit hem is ook de reus Borr voortgekomen die samen met de reuzin Bestla drie zonen kreeg: Odin, Vili en Vé. Zij zijn de drie eerste goden. Deze drie zonen van Borr doodden Ymir, die een soort reuzenplant was geworden, omdat hij het licht wegnam. De drie broers brachten Ymir naar de Oerruimte en maakten uit zijn lichaam de wereld zoals wij die kennen. Zijn levenssap (of bloed) werden meren en zeeën, uit zijn vlees kwam de aarde voort en de bergen uit zijn botten. Stenen en keien waren uit zijn kiezen en botsplinters gemaakt. Zijn bloed (de zee) hield de wereld bijeen. De drie broers namen zijn schedel en maakten hiervan het uitspansel. Dit werd over de wereld geplaatst en werd verlicht door de hemellichamen.
De mensen werden gemaakt van het hout dat de zonen van Borr op het strand vonden. Ze waren zonder leven; daarom gaf Odin hen adem, leven en spraak. Vili gaf hen bewustzijn en beweeglijkheid en Vé het uiterlijk en gehoor. De drie goden gaven hen ook kleding en een naam: Ask en Embla. Ask was de man en Embla de vrouw. Van hen stamde het menselijk geslacht af.
Bifröst, een regenboog, is de brug die de goden maakten. Zij leidt naar de hemel en bestaat uit vlammen. Om die reden berijden de goden ze te paard, behalve Thor: hij moet lopen omdat hij zijn paard verloren had. Daardoor moet hij tevens eerst door twee rivieren om zijn voeten te blussen voordat hij de hemel in komt. Enkel de Asen moeten naar de hemel, want daar, bij de voet van Yggdrasil, moeten zij bij de bron van Urd rechtspreken.
Yggdrasil is de heilige es: zijn takken spreiden zich uit over de gehele hemel en ver daarboven. Zijn drie wortels houden hem staande, slechts één daarvan steunt op de wereld. Deze levensboom wordt bevolkt door allerhande magische wezens, waaronder elfen en draken.
Voila, mijn goede daad voor vandaag is weeral volbracht :).
xx ly
Katrien ;) -
30 November 2008 - 13:55
Katrien:
Haha, vandaag is eindelijk de laatste dag, nu kan je wel opgelucht ademhalen :). Als afsluiter heb ik een mythe van de Incas gevonden, over de god Inti.
Inti was de zonnegod van de Inca's en de god van de regenbogen. Hij werd weergegeven met het symbool van de Meizon. Deze zon had een menselijk gelaat.
De Sol de Mayo of Meizon of Incazon is een van de nationale symbolen van Argentinië en Uruguay. Deze zon heeft 16 rechte en 16 golvende stralen.
In de zonnetempels van de Inca's bevonden zich schijven van bladgoud, die de zon voorstelden.
De heersende Inca werd beschouwd als de incarnatie van de god Inti.
Mama Quilla, de maangodin, was de zuster of vrouw van Inti. Inti's vader was Wiraqocha.
250px-Inti
Als zonnegod, die warmte en licht gaf, was Inti de "brenger van leven". Vooral boeren, wiens oogsten afhingen van het weer, aanbaden hem. Na de oppergod Wiraqocha was Inti de meest aanbeden god, die de meeste offers ontving.
De Inti Raymi, het feest van de zonnegod, lokt elk jaar duizenden toeristen naar Cuzco. Dit festival werd gehouden op de kortste dag, rond 24 juni.
Inti Raymi betekent "verrijzenis van de zon" of "de weg van de zon". Ter voorbereiding van dit feest, werd er 3 dagen gevast; de mensen maakten geen vuur en onthielden zich van seks.
Het feest zelf duurde 9 dagen en gedurende deze tijd, werden er enorme hoeveelheden voedsel en drank verorberd. Er waren kleurrijke dansen en processies en dierenoffers om een goede oogst af te smeken.
Voila, dat was de afsluiter van de voorleesweek, hopelijk heb je er niet te veel onder geleden :). Wanneer kom je terug naar huis?
xx ly
Katrien :) -
01 December 2008 - 17:59
Charlotte:
Hey Fanny!
De dexia banner concerts staan online en je kan vanaf nu stemmen voor ons! Als je naar www.axionweb.be/nl/bannerconcerts surft, kan je op ons klikken en voor ons stemmen...
Dankjeweeel! En nog veel plezier op je trip doorheen Cuba!
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley